Dit schilderij is het vervolg op De appelpony, of de Zwevende Bank. Paul, Erik Leen en Leen zitten met z’n vieren op een (wederom zwevende) bank. De mand met appels getorst door de pony in het vorige schilderij is hier een rollende appelzee geworden, waarvan de golven breken in het schuim van walnoten… De zeehond vindt het geheel beslist lachwekkend, en muizen en een rat doen zich te goed aan appels en noten, behalve één muis, die zich diep schaamt… Wat dit allemaal betekent is volstrekt onduidelijk, en voor alle mogelijke interpretatie vatbaar. De figuren op de bank worden vergezeld door eekhoorns met schrijfgerei en gaaien met eikels…
In gesloten toestand beeldt het schilderij twee apostelen af, uit de beeldengroep van het Heilig Bloedaltaar in de Sankt Jakobskirche in Rothenburg ob der Tauber. De staande apostel is Judas, met een beurs vol zilverlingen. De zittende apostel , waarschijnlijk Johannes, heeft een blauwe appel in de hand, een kostbaarheid tussen de zee van gewone appels. Een hond met vogelkop bedelt bij de apostel om het kleinood. De vogelsnavel, appel en Judas’ beurs vormen een blauwe driehoek. Op de achtergrond doemt een donkere stad op (een soort fantasie van Rothenburg), tegen een felgele avondhemel die zich verliest in paarse wolken.