Gedichten van staf de wilde naar aanleiding van het bezoek aan
westervelde, 3 en 4 september 2005 |
||
Leenig
Hof
van Geert, in het Drentse
Westervelde
‘hoe wagenwijd die Waegeman’
I
bij dag en
dauw zat de Calicoetse haan
boven op zijn ren en rekte
zijn nek
en sloeg zijn onvermoede
vleugels uit:
hij zocht een Leda een ranke
zwaan
en zag een langharige,
dronken van zijn eerste sigaret
je zag hem denken de zwellende geest:
wat heeft Zeus mij nu
gezonden:
geen pluim meer op zijn kont
en waar is de opening van
zijn mond
waar plaats ik nu mijn blanke
degen?
en treurig zakte de Calicoetse haan
ineengedoken als bij koude
regen
en keek bokkig weg en nijdig
om dat langharig tuig
het was hem veel te mager
het was hem veel te ruig
en dromend boven op zijn ren
slikte hij weer zijn wapen in
en zag binnenin zijn
dichtersoog
zijn ranke zwaan zijn lieve
min
o droeve haan o slapende orkaan
van wellust en goddelijke
paardrift
hoe dicht sluit gij uw
vleugels:
waar is de Leda die haar
snavel stift?
|
||
terug naar familie | volgende gedicht |